Dure plannen die niet nageleefd worden is weggegooid geld. De normaal denkende burger begrijpt dit niet en concludeert “ze doen toch wat ze willen”
In dit 2e artikel wil ik ingaan op de manier hoe onze gemeente haar beleid uit zou moeten voeren op basis van zogenaamde beleidskaders en bestemmingsplannen.
Veel van deze plannen worden opgesteld door externe adviesbureaus. Daarnaast is behoorlijk veel ambtelijke capaciteit nodig om al deze plannen te beoordelen. Al deze plannenmakerij kost veel geld. Leiden al deze plannen tot een goed bestuur dan is er niets aan de hand echter de praktijk leert ons anders.
In een bestemmingsplan wordt vastgelegd hoe de openbare ruimte ingedeeld en gebruikt gaat worden. In een gebied met de bestemming natuur mag uiteraard geen woningbouw toegepast worden en midden in de dorpskern mag geen boerderij gevestigd worden. Dit alles ligt vastgelegd in een bestemmingsplan. Met dit plan in de hand zou een gemeente moeten toetsen of bepaalde activiteiten op specifieke plaatsen uitgevoerd mogen, of in een ander gevallen, uitgevoerd moeten worden.
Ten aanzien van onze supermarkt gaat het nu om het “moeten.” In het huidige bestemmingsplan, vastgesteld in 2015 staat de huidige locatie omschreven als de enige in ons centrum waar een supermarkt gevestigd mag zijn. Het bestemmingsplan is hier heel specifiek over.
Maar er zijn meerder kaders waar bepaalde beslissingen aan getoetst moeten worden. Zo hebben de gemeentes van midden-limburg een gezamenlijk beleid afgesproken hoe binnen de gemeentes de openbare ruimte voor werklocaties ingericht moet worden. Hier gaat het met name om de verdeling van industrieterreinen, winkel- en kantoorlocaties. De afspraken hierover hebben de gemeentes in 2018 vastgelegd in een regionaal beleidskader.
Wanneer je dit beleidskader bestudeert dan staat hier duidelijk in dat de gemeentes een beleid moeten voeren om de winkel en kantoorbestemmingen die buiten het centrum van de kernen liggen, te herbestemmen. Hiermee willen de gemeentes bewerkstelligen dat zoveel mogelijk activiteit (winkel en kantoor) in een zo klein mogelijk centrum plaats vinden. Dit om ervoor te zorgen dat de kernen zo dynamisch mogelijk blijven en er zo weinig mogelijk leegstand optreedt. Hierdoor blijven de kernen aantrekkelijk voor ondernemers ( winkels) wat vervolgens weer essentieel is voor de leefbaarheid van de kernen.
Dan bestaat er nog een rapport dat onderschrijft dat verplaatsing van de supermarkt de verkeerde keuze is. De ondernemersvereniging Roggel heeft Stichting Lokaal Retail Belang een onderzoek laten uitvoeren naar de leefbaarheid van de kernen en de invloed van het winkelaanbod daarop. Hieruit blijkt dat het absoluut belangrijk is dat het winkelaanbod zo compact mogelijk in de kernen gehuisvest is. De gemeente Leudal heeft aangegeven de uitkomsten van dit rapport als leidraad voor hun beleid te hanteren. Een verplaatsing van de supermarkt uit de kern staat dus haaks op dit beleid.
Tot zover een opsomming van rapporten en beleidsplannen die al tot de conclusie zouden moeten leiden dat verplaatsing van de supermarkt volgens, de door de gemeente vastgestelde kaders geen optie is.
Kom ik tot de vraag, hoe is het mogelijk dat de bovengenoemde plannen die veel geld gekost hebben, gewoon terzijde geschoven wanneer de uitkomsten of inhoud niet passen in de persoonlijke visie van politici. Waarom geven we nog zoveel geld uit aan deze plannenmakerij wanneer het de beslissingen uiteindelijk gebaseerd worden op eigen, al dan niet politieke motieven? Erger nog, waarom worden de besluitvormers niet op hun vingers getikt wanneer zij zich niet houden aan gemaakte afspraken in beleidsplannen of bestemmingsplannen en hierdoor de toekomst van onze dorpskern te grabbel wordt gegooid in het belang van een supermarkt?
In een volgend artikel meer over de voors en tegens van de diverse locaties.
Gerard Bongers.